Ik heb eens een oude dame van in de tachtig geïnterviewd. Zij woonde vroeger (zestiger jaren) langs een weg waarover veel voetballer(tjes) heen en weer naar het voetbalveld fietsten. En ook toen al kon je in de kantine lekkers kopen. Waaronder bakjes patat. Die patat werd vaak al fietsend op de terugweg genuttigd en het restafval over de heg van tuinen gekieperd. ,,’t Was verschrikkelijk zoveel.’’ aldus eerder genoemde mevrouw. Zwerfvuil is dus niets nieuws.
Ik ben ook in die zestiger jaren opgegroeid. Mijn ruim twee jaar oudere broer had het destijds in zijn hoofd gehaald om de driemaster ‘de Eenhoorn’ uit de bekende Kuifje stripboeken na te bouwen van luciferhoutjes. De benodigde houtjes verzamelden mijn broer en ik door op de stoepen rondom ons huis (aan de Vossenlaan in Nijmegen) te speuren. Want, in die tijd, werd er volop gerookt door de volwassen bevolking. Mijn ouders rookten zelf niet (meer) maar als er bezoek kwam stond er steevast ook een glaasje gevuld met sigaretten op tafel voor de gasten. Kan je nu niet meer mee aankomen natuurlijk, maar toen heel gebruikelijk. Nu wordt je naar buiten gestuurd als je wil roken.
Dat buiten roken deed men vroeger dus ook al want in mijn herinnering lagen er heel wat gebruikte lucifers op straat die wij opraapten (lekker hygiënisch) en mijn broer vervolgens gebruikte voor zijn driemaster. Geld om lucifers te kopen had hij kennelijk niet, of het was gewoon goedkoper om gebruikte lucifers op straat te rapen. Hij gaf zijn geld misschien liever aan andere zaken uit. Ik herinner me namelijk ook dat ik destijds met mijn broer mee ging als hij weer genoeg geld had om een nieuw stripboek uit de reeks aan te schaffen. Hoe hij aan het geld daarvoor kwam? Ik weet het niet. Misschien kreeg hij toen al zakgeld. Ik in ieder geval nog niet. De vraag is toentertijd nooit bij me opgekomen.
Wanneer nu precies die Eenhoorn gemaakt is, ik weet het eigenlijk niet. Wel heb ik beelden van ons volgende huis in Den Bosch. Waar in de bijkeuken mijn broer op de stenen vloer stapeltjes lucifers aansteekt. Een lucifer die hij laat uitsteken steekt hij aan en deze zorgt er vervolgens voor dat alle andere lucifers ook met een ‘woesh’ geluid ontvlammen. En dat hij ze snel weer dooft, want aan helemaal opgebrande lucifers heeft hij voor zijn werkstuk natuurlijk niets. Waarom opeens nieuwe lucifers? Had hij er geld voor? Of lagen er niet meer zoveel gebruikte lucifers op straat, misschien was de (weggooi) aansteker wel in zwang gekomen! Of kocht mijn moeder ze omdat ze het toch niet zo’n goed idee vond dat we de stoepen afschuimden voor gebruikte lucifers? Ik herinner me in ieder geval nog wel dat ze erbij stond te kijken, als de lucifers aangestoken werden. Maar goed, die driemaster is echt afgekomen. En stond te pronken in de huiskamer. En oogstte alom bewondering. Ik heb er een afbeelding van terug kunnen vinden. Op een door diezelfde broer gedigitaliseerde dia. Op de achtergrond staat die Eenhoorn op de schoorsteenmantel. En hij lijkt daarop toch wel heel veel kleiner dan hij in mijn herinnering was.
Met die Eenhoorn is het, net als met de ‘echte’ Eenhoorn uit de Kuifjesstrip, niet goed afgelopen. In een jolige bui gooide mijn vader met een tot een bal opgepropte krant door de woonkamer. Het beoogde doel, als dat er al was, trof deze prop volgens mij niet. Wel de met zoveel ijver gemaakte driemaster van mijn broer. Die viel van het kastje waarop hij stond op de grond. De masten geknakt. De met zoveel zorg aangebrachte touwtjes gebroken.
De tijd stond even stil. Ik weet niet wat schokkender was, die jolige bui van mijn vader die zomaar met een prop papier gooide of het verongelukken van de Eenhoorn. Wat precies mijn broers reactie was, ik weet het niet meer. Hem kennende moet hij toch wel erg boos geweest zijn. Wellicht heb ik het verdrongen. Van repareren was in ieder geval geen sprake. Of mijn broer het geprobeerd heeft of niet wilde proberen, ik weet het echt niet.
De Eenhoorn verdween in de vuilnisbak. Nou ja, opgeruimd was wel zo netjes.