Van medevrouwen moeten we het soms (niet) hebben

Van medevrouwen moeten we het soms inderdaad (niet) hebben. En dan heb ik het nog niet eens over het taalgebruik (in mijn krant Trouw nog wel) van columniste Tinkebell. Ik ben natuurlijk groot voorstander van vrijheid van meningsuiting, het kan echter respectvoller lijkt mij en zonder (als vrouw) vrouwen (nog meer) schuldgevoel aan te praten zoals Tinkebell in haar column (zie hieronder) doet.

Ze bekijkt de wereld ook wel heel eenzijdig en vanuit de positie van iemand die (dankzij?) in staat geacht kan worden om carrière te maken. Wat voor de meeste ‘doorsnee’ Nederlandse vrouwen, achter de kassa van de Lidl/AH of andere supermarkt, in de kinderopvang, in de zorg etc., niet weggelegd is. Een full-time baan in die sector is al een wonder, laat staan dat je van het salaris goed kunt rondkomen. En dat gaat uiteraard ook op voor veel ‘doorsnee’ mannen.

Zo lang het belang van werken in de ‘zorg’ sterk ondergewaardeerd blijft en het leveren van kwaliteit in die zorg (of het nu kinderopvang, onderwijs, gehandicapten- of ouderenzorg betreft) nog steeds niet voorop staat, blijft met name de positie van veel vrouwen achter. Laten we vooral investeren in de kwaliteit van onderwijs en kinderopvang en op het aansluiten op en samenwerken met elkaar hiervan zodat werken (en wellicht carrière maken) mogelijk wordt zonder steeds in de spagaat van werk-zorg terecht te komen.

En laten we vooral eens ophouden met het idealiseren van dat carrière maken, dat kennelijk alleen mogelijk is voor mensen die bereid zijn 60 uur per week of meer aan hun werk te besteden. Wat natuurlijk helemaal van de zotte is (en op den duur ongezond nog bovendien). De illusie dat je in geen enkele topfuncties ‘parttime’ zou kunnen werken houdt dit alles natuurlijk ook in stand. Het mag dan het ego strelen ‘kijk eens hoe onmisbaar ik ben’, uiteindelijk is natuurlijk niemand dat.

Het lijkt erop dat veel vrouwen dat beter begrijpen dan mannen door niet hun ‘carrière’ voor alles te laten gaan. Nu de mannen (en sommige vrouwen) nog. Dan komt het met vrouwen in topfuncties uiteindelijk ook goed.

Hieronder de bewuste column van Tinkebell (die weer een reactie is op alle ‘commotie’ rondom uitspraken gedaan door Jeroen Pauw over waarom er zo weinig vrouwen in zijn en Wittemans uitzending aan tafel zitten):

Zeikwijven. Dat is wat ik dacht toen ik de kritiek las op het antwoord van Jeroen Pauw. De vraag was of er meer vrouwen in zijn show zullen aanschuiven. Zijn antwoord: “Als ze langzamerhand iets in onze samenleving gaan betekenen wel. Maar feitelijk is dat niet zo. Er is geen vrouwelijke fractievoorzitter in de Tweede Kamer, grote gemeenten hebben geen vrouwelijke burgemeesters, er zijn minder vrouwelijke hoogleraren en zelfs ministers. Op het terrein waarop je het vaakst mensen uitnodigt, personen die kleur aan onze samenleving geven vanwege hun functies, zijn vrouwen ontzettend ondervertegenwoordigd.”
Die thuiszittende vrouwen lopen de carrière-diva’s voor de voeten
Feministisch Nederland stond direct op zijn achterste poten en vroeg Jeroen om zijn woorden terug te nemen. Hij weigerde: “Als je het er niet mee eens bent, doe er iets aan”, aldus Pauw. “Ik snap dat het provocerend over kan komen, maar het is een feitelijke constatering.” En hij heeft gelijk. Al heb ik mogelijk een iets andere kijk op wie nu schuldig is aan deze feiten. Het ís namelijk een feit dat er minder vrouwen op hoge posities zitten. Het is een feit dat het voor vrouwen moeilijker is om een functie op een hoge positie te krijgen dan mannen. Het is ook een feit dat minder vrouwen dan mannen een hoge positie ambiëren met veelal werkweken van meer dan zestig uur.

Gelukkiger
En juist in dat laatste zie ik (hier in Nederland) eigenlijk het grootste probleem. De meeste vrouwen werken namelijk het liefst parttime. Hooguit 3 à 4 dagen per week. No way dat je daarmee flink carrière maakt (en terecht!). Want (vaak mannelijke) collega’s of concurrenten die simpelweg meer tijd investeren, klimmen hoger op de ladder. Het schijnt dat deze grote groep Nederlandse vrouwen erg hoog scoort als je onderzoekt hoe gelukkig ze zijn, doordat ze zo weinig uren maken en dat is mooi. Wat echter niet mooi is, is dat ze hiermee de carrièrebeluste vrouwen flink voor de voeten lopen. Want wanneer een meerderheid van de vrouwen niet meer wíl werken, niet meer verantwoordelijkheid wíl, of na een paar jaar full-time werken drie kinderen gaat baren en daarna een deel van de tijd thuis gaat zitten, dan schep je daardoor, omdat het hier de grote meerderheid van de vrouwen betreft, een verwachtingspatroon.

Juist ja. Het probleemwoord: VERWACHTINGSPATROON.

Zij-ladder
De thuiszittende half werkende en half moederende vrouwen hebben een dusdanig verwachtingspatroon gecreëerd dat het voor de hard werkende carrière-diva’s haast onmogelijk is geworden om mee te klimmen op die ladder met al die mannen van wie men onmiddellijk aanneemt dat ze wel door zullen pakken. Bovenop onze klim hebben wij namelijk nog een extra klus te klaren. Noem het een zijladder, náást de gewone ladder, die we erbij moeten nemen. En die zijladder bestaat voornamelijk uit het overtuigen dat wij ánders zijn. Vertrouwen kweken.

Extra werk dus. Moeilijk werk ook, omdat er zelfs op die zijladder vrouwen zijn die ineens afhaken én omdat wij vrouwen ook nog eens zo in elkaar zitten dat we elkaar weinig gunnen en het elkaar daarom soms extra moeilijk maken. Het ligt dus niet aan de mannen. Niet aan de politiek. Niet aan de bedrijfswereld. Het is de grote groep vrouwen die het voor de kleine groep verkloot. Dankjewel. Zeikwijven.