Het keukentafelgesprek

Iedereen heeft het er opeens over, het keukentafelgesprek. Onlangs verscheen namelijk het rapport ‘Zicht op de Wmo 2015’ van het Sociaal Cultureel Planbureau. Met daarin de uitkomsten van onderzoek naar ervaringen van mensen (en hun naasten) die in 2016 bij hun gemeente voor zorg en ondersteuning (in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning uit 2015) aanklopten. In dit rapport staan ook de ervaringen van hun gesprekspartners, meestal leden van sociale wijkteams, die namens de gemeente met zorgvragers de zogenaamde keukentafelgesprekken voerden. Gesprekken die meestal bij mensen thuis ‘aan de keukentafel’ gevoerd werden en die helder dienden te krijgen of en zo ja welke zorg en ondersteuning nodig was.

De berichtgeving in de media hierover is nogal verwarrend met koppen zoals ‘Hulpbehoevenden vaak niet tevreden over diensten gemeenten’, ‘Bezorgde burger kan ei niet kwijt bij keukentafelgesprek’ en ‘Keukentafelgesprekken over zorgtaken werken goed, maar niet altijd’. Maar ik schrok toch wel van mijn ‘eigen’ Trouw dat op 25 oktober op de voorpagina kopte ‘Gemeente kan zorgtaak best aan’. Want mijn ervaring is dat lang niet altijd onze inwoners zich goed geholpen voelen.

Nadere bestudering van het rapport (Internet is wat dat betreft een uitkomst, het volledige rapport met alle bijlagen is direct te downloaden van de SCP-website *) verduidelijkt veel. Er gaat veel goed, maar ook veel niet. Een van de conclusies is veelzeggend: ondanks geboden hulp en ondersteuning kon een kwart van de WMO-melders niet het huishouden doen. Laat die 25 % even op je inwerken. Als we dat cijfer vertalen naar de gemeente Geldermalsen gaat dit al gauw om ruim 200 huishoudens (er waren in 2015 837 huishoudens met 1 of meer vormen van WMO-hulp en ondersteuning).

Wat het SCP-rapport ook meldt is dat er geen gegevens zijn van mensen die wel hulp nodig hebben maar afgewezen worden of de gemeente niet weten te vinden om hulp aan te vragen. Uit ander onderzoek blijkt dat het in het algemeen nog steeds slecht bekend is dat je bij de gemeente kunt aankloppen voor hulp en ondersteuning. Daarnaast geeft een aanzienlijk deel van de mantelzorgers in het SCP-onderzoek aan dat er tijdens het keukentafelgesprek geen aandacht voor (overbelasting van) mantelzorgers is. Het rapport wijst er ook op dat er met name in kleinere en minder stedelijke gemeenten een gebrek aan kennis van specifieke doelgroepen is. Dit blijkt bovendien een hardnekkig probleem, ook in de WMO-evaluaties over 2007-2009 en 2010-2012 werd al gevonden dat gemeenten moeite hadden om de problematiek van mensen met psychische klachten en dementie goed in beeld te krijgen.

Dit alles is voor mij en mijn fractie voldoende om aan te nemen dat het aantal huishoudens dat niet (voldoende) hulp en ondersteuning krijgt nog hoger ligt. Dit bevestigt ook onze vermoedens dat er, ondanks de inzet van velen, nog te veel niet goed gaat. Vermoedens die wij al langer hebben, wij krijgen hierover veel signalen vanuit de lokale samenleving. Vermoedens die wij regelmatig geuit hebben, maar die vooralsnog niet door de verantwoordelijk wethouder herkend worden. Specifieke casussen die wij aandragen worden afgedaan als uitzonderingen. In onze ogen zijn ze slechts het topje van een ijsberg. Hoe groot? Niemand die het weet. Vragen die wij stelden om meer duidelijkheid te krijgen worden, ook door een aantal andere raadsleden, gezien als lastig en tijdrovend gezeur.

Helaas bleek er, ondanks de door ons ingediende en door alle partijen ondersteunde motie om de uitvoering van de nieuwe WMO (en jeugdzorg) goed te monitoren, geen uitvoering aan de motie gegeven te zijn. Als raadsleden visten we daardoor in het donker. Hoe ging het nu echt met de uitvoering? Het enige wat wel duidelijk werd waren de cijfers. We bleven binnen het budget dus alles ging prima, aldus de wethouder.

Wij waren er niet gerust op gezien de signalen die wij opvingen. Tijdens het zomerreces van 2016 spendeerden wij al veel tijd aan verder onderzoek hiernaar. We gingen ook in gesprek met organisaties en individuele personen werkzaam in het veld. Ook met de verantwoordelijk wethouder en betrokken ambtenaren. We lieten ons (toen nog) geruststellen maar bleven alert. De signalen werden echter steeds meer en luider en in juni en juli van dit jaar volgden nog eens een tweetal rechterlijke uitspraken die onze bange vermoedens bevestigden.

Er werd onvoldoende onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke zorgbehoefte van inwoners, bovendien werd de term ‘eigen kracht’ van mensen veel te ruim geïnterpreteerd waardoor veel zorgvragen niet (voldoende) werden beantwoord. Met name zij die een persoonsgebonden budget (PGB) hebben of wilden ervoeren nogal wat problemen. Dat resulteerde in nog meer en nu echt officiële vragen aan de wethouder. De antwoorden waren geenszins bevredigend en voldoende reden om deze zomer en dit najaar nogmaals gesprekken met het veld te zoeken. Ondanks wellicht goede voornemens zijn de problemen hardnekkig.

Het SCP-rapport is (helaas) een bevestiging van onze ervaringen.

Dat de door ons gesignaleerde problemen niet uitzonderlijk zijn en ook in andere gemeenten spelen mag echter geen reden zijn om achterover te leunen. Een gemeente die pretendeert een sociaal gezicht te hebben dient alles in het werk te zetten om het beter te doen. Het gaat immers om onze meest kwetsbare (en vaak ook eenzaamste) inwoners.

De kop en het stuk in mijn krant, dat aangeeft dat ‘de gemeente’ de zorgtaken best aankan, verdiende in ieder geval deze hele grote nuancering.

 

NB: Er ging natuurlijk heel wat aan de huidige situatie vooraf:

Ik kan me de discussie in 2014 nog goed herinneren. Gemeenten gingen veel zorgtaken van de rijksoverheid overnemen. En natuurlijk beter doen want als lokale overheid staan we immers veel dichter bij de inwoners en hebben we beter zicht op wat nodig is en ook wat er lokaal aan ondersteuning te bieden is. Het idee was ook dat als mensen de juiste zorg en ondersteuning krijgen, ook als dit meer kost of anders is dan waar in eerste instantie om gevraagd werd, kunnen zij langer zelfstandig blijven. Wat uiteindelijk de kosten in de zorg zal drukken. Dat is goed voor de mensen zelf en goed voor de samenleving in zijn geheel.

Zorg op maat, kwaliteit, keuzevrijheid, eigen regie en vertrouwen waren veel gebezigde termen. Vertrouwen in burgers door hen zoveel mogelijk de zorg middels een persoonsgebonden budget te laten regelen, waardoor meer maatwerk mogelijk is en dat bovendien goedkoper voor de gemeente is (PGB zorg is in principe goedkoper dan zorg in natura waarbij ook voor de overhead van grote organisaties wordt betaald). Vertrouwen in de professionals in het veld. De welzijnswerkers, wijkverplegenden, huishoudelijke hulpen etc. Zij weten zelf heel goed wat er nodig is.

En er kwam het keukentafelgesprek. Bij de mensen thuis, in een veilige omgeving, met als doel niet alleen de vraag helder te krijgen maar juist ook de vraag achter de vraag. Immers, we gingen ervan uit dat mensen vaak niet durven aan te geven wat het echte probleem is. Beter vroegtijdig wat extra hulp dan achteraf nog hogere kosten moeten maken omdat mensen te laat geholpen worden. Een gesprek op basis van gelijkwaardigheid aan de keukentafel zou dit naar boven moeten kunnen halen.

Als gemeenteraad werden wij goed bij de plannen betrokken. En hoewel het een flinke klus zou worden, in feite had iedereen – ambtenaren, wethouders, raadsleden, WMO-raden – er redelijk veel vertrouwen in dat het goed zou gaan. De grootste zorgen waren of we de verwachtte toestroom aan hulpvragen wel aan zouden kunnen en of er wel voldoende budget zou zijn. De Rijksoverheid had namelijk bedacht dat gemeenten het vast goedkoper zouden kunnen doen en al op het budget voor de WMO (en Jeugdzorg) gekort. ,,We moeten het wel met dat budget zien te doen,’’ zo herinner ik me de waarschuwing van toenmalig wethouder Wim Hompe. We moesten als raad er niet op rekenen dat er vanuit andere budgetten zou worden bijbetaald. Het kon niet zo zijn dat het geld voor de lantarenpalen aan zorg besteed zou worden.

Inmiddels zijn we bijna drie jaar verder. En houden we al jaar op jaar geld over op de WMO. Geld dat niet alleen hier maar ook in andere gemeenten in de grote pot komt en wellicht besteed wordt aan eerdergenoemde lantarenpalen. Vanuit duurzaamheidsoogpunt is het natuurlijk prima dat we in onze gemeente investeren in LED-verlichting voor de openbare verlichting, ware het niet dat de overschotten op het budget voor de WMO ons steeds ongeruster maakt. Want de signalen die we vanuit de lokale samenleving krijgen dat het lang niet altijd goed gaat liegen er niet om.

Het SCP-rapport merkt ook op dat minder mensen dan voor 2015 zich met een ondersteuningsbehoefte meldden bij de gemeente of hun melding uitstelden. Dat kan volgens de onderzoekers komen doordat men zich aangesproken voelde door het morele appel van de overheid of dat zij al bij voorbaat waren ontmoedigd door de berichtgeving in de media over veranderingen in de zorg. Zij losten hun problemen wellicht langer dan voorheen zelf op, in eigen kring. Dat heeft wel tot gevolg dat wanneer zij uiteindelijk toch bij de gemeente aankloppen zij een zwaardere zorgvraag dan onder de ‘oude’ WMO hebben en de inzet van zorg gemiddeld hoger komt te liggen dan voorheen. Probleem daarbij is wel dat in ‘het onderzoek’ nog steeds die eigen kracht van mensen overschat wordt of ‘de vraag achter de vraag’ niet boven tafel komt, bijvoorbeeld door gebrek aan kennis over specifieke doelgroepen bij de gespreksvoerders.

Het wordt dan ook de hoogste tijd voor een ‘keukengesprek’ in de gemeenteraad van Geldermalsen, nog beter in de gemeenteraden van de regio Rivierenland. Samenwerking is immers de sleutel naar meer kennis.

* https://www.scp.nl/Nieuws/Wmo_ondersteuning_droeg_bij_aan_redzaamheid_en_participatie_maar_niet_voor_iedereen